Wat zegt ik?

‘Ik mag (of wil) geen ‘ik’ gebruiken’, vertellen speechschrijvers en sprekers me af en toe. In mijn ogen is dat een paradoxale richtlijn.

Waar komt het verbod op het ‘I-woord’ vandaan? En waarom mag de eerste persoon enkelvoud juist niet ontbreken in het vocabulaire van de spreker? Ik zocht, vond en deel de antwoorden. Een uitgebreid relaas. Onder ‘Tip’ vermeld ik mijn bronnen.

wij sharon

Ik en conventies

Als kind leer je dat het netjes is jezelf in opsommingen als laatste te noemen. Niet: ‘Ik en Pieter gaan voetballen’ maar: ‘Pieter en ik gaan voetballen’. Veel mensen vinden het ook onbeleefd een brief met ‘ik’ te beginnen. En in wetenschappelijke publicaties is ‘ik’ min of meer verboden.

Het woord ‘ik’ is dus verdacht. Vooral in teksten. Het kan duiden op egotisme (stel jezelf niet voorop), een horkerige stijl (begin een zin nooit met ‘ik’) of gebrek aan objectiviteit (jouw eigen visie doet er niet toe). Daarom sneuvelen ‘ikjes’ vaak ook in speeches en spreekteksten.

Spreker is ik

Toch is er voor sprekers geen ontkomen aan. De eerste persoon enkelvoud is nu eenmaal dé persoonsvorm van de narrator. Juist het ervan weg bewegen doet vreemd aan.

Voor mensen die luisteren naar een spreker is het verwarrend als ‘ik’ uit de toespraak is verdwenen. Het publiek ziet en hoort immers een werkelijke ‘ik’ – de man of vrouw op het podium – die gek genoeg juist niet naar zichzelf verwijst.

Dat zaait twijfel: wat verbergt hij of zij? Waarom geen duidelijkheid geven over wie er aan het woord is? Is het bescheidenheid? Het ontduiken van verantwoordelijkheid voor uitspraken of daden? Angst voor persoonlijke communicatie?

Zonder ‘ik’ twijfelt het gehoor aan de intenties van de spreker en dat doet afbreuk aan zijn of haar geloofwaardigheid.

Stop ander woord

Bij speeches zegt juist het ontbreken van ‘ik’ veel over de spreker zelf. Krampachtig gedoe rond ‘ik’ geeft te denken.

Daarnaast leidt het vermijden van een eerste persoon enkelvoud tot afstandelijke, onpersoonlijke speeches die meer weg hebben van een rapport dan van een relaas.

Oorspronkelijke, eigen ervaringen en visies in verhaal – of anekdotevorm zijn een krachtig stijlmiddel om te overtuigen. En ja, dan komt ‘ik’ om de hoek kijken en gelukkig maar: verhalen zijn het suikerlaagje om de smakeloze informatiepil. Een speech zonder zelfreferentie verliest overtuigingskracht.

Het gebruik van ‘ik’ als zelfreferentie versterkt dus juist de geloofwaardigheid van sprekers (ethos). Persoonlijke anekdotes versterken de emotionele betrokkenheid tussen spreker en publiek (pathos). En zelfs de testimonial – een feit verpakt in een persoonlijke ervaring – is overtuigend bewijsmateriaal (logos).

Valse wij

Met ‘ik’ verwijst een spreker naar zichzelf. En dat is voor luisteraars lekker duidelijk. Die duidelijkheid ontbreekt bij ‘wij/we’.

Als een spreker ‘wij’ zegt, is het niet meteen duidelijk waarnaar ‘wij’ precies verwijst. De spreker en een onbekende achterban? De spreker en de mensen in de zaal? Wie zijn wij en wie zijn zij?

Hoe saamhorig en nivellerend ‘wij’ ook kan klinken, als het louter en alleen gebruikt wordt om ‘ik’ te voorkomen, wekt het wrevel op. En zo’n klein verschil in persoonsvorm doet behoorlijk afbreuk aan de betrouwbaarheid van de spreker. Het publiek wordt om onduidelijke redenen tot een groep gerekend. Is het onhandigheid? Of manipulatie?

Over het strategisch gebruik van persoonsvormen in speeches van Amerikaanse politici is veel gepubliceerd. De titel van het artikel ‘Who are we and who are you’ geeft goed weer waar de interessante discussie over gaat.

Praten en pochen

Natuurlijk valt en staat het succes van een eerste persoon enkelvoud in speeches met een adequate dosering (de ik-je-we ratio moet kloppen) en gepaste intentie.

Niets zo vervelend als een spreker die het alleen maar over zichzelf heeft of zichzelf zelfs ziet als het middelpunt van het universum. Maar zo’n narcistische ego-focus is eerder uitzondering dan regel. In plaats van alle ‘ikken’ schrappen, is het beter een prettig en betekenisvol gebruik van ‘ik’ te onderscheiden van een onaangename en dwingende inzet van het woord.

Praat-ik

In gewone gesprekken gebruiken we vaak een eerste persoon enkelvoud. En ook in speeches werkt de conversationele toon goed (niet afstandelijk, niet plechtig, niet saai) en is de ‘praat’-ik gepast.

Deze ‘praat’-ik noemt Jamie Pennebaker de ‘graceful I’. De gracieuze ik is respectvol en beleefd. ‘Ik kan me voorstellen dat …’, ‘Ik denk dat het …’, en ‘Ik zie dat …’, ‘Ik hoor dat …’ , ‘Ik liep eens door …’, ‘Ik herinner me hoe …’. De gebruiker van de ‘praat’-ik beweegt hiermee eigenlijk uit het middelpunt en laat ruimte voor interpretatie en verschil.

Poch-ik

De gebruiker van de ‘poch’-ik doet dat juist niet. De poch-ik (ook wel ‘slegdehammer-I’) wil actief, krachtig en zelfverzekerd over komen. En koppelt ‘ik’ aan actiewoorden. ‘Ik won daarmee de …’, Ik heb gezorgd voor …’, Ik werk aan …’.

De gebruiker van de poch-ik breidt zijn of haar psychologische territorium juist uit. Deze ‘ik’ trekt namelijk alles naar zich toe. Door te benadrukken dat er een belangrijke actie plaats vond én dat die actie door de spreker zelf werd veroorzaakt.

Het is deze koppeling die het publiek dwingt de spreker belangrijk te vinden. En het is deze dwingende, arrogante poch-ik die bijdraagt aan het misverstand dat ‘ik’ geen goed kan doen.

Ik als leugendetector

Het gebruik van ‘ik’ kan de gemoederen hoog doen oplopen. Door alle schakeringen, functies en betekenissen is het categorisch afwijzen van ‘ik’ echter een slecht idee. Voor je het weet twijfelt het publiek aan de waarachtigheid van je uitspraken. Hoe dat komt?

Uit onderzoek blijkt dat ‘ik’ ook duidt op eigenaarschap. Naarmate een spreker zich meer verbonden voelt met het gespreksonderwerp, neemt het gebruik van ‘ik’ toe. Wanneer je je juist wilt distantiëren van een onderwerp, neemt de frequentie van ‘ik’ af.

Om erachter te komen of iemand liegt, turf je het aantal ‘ikken’. Is er een grote terugval, dan is het heel aannemelijk dat er gelogen wordt. Geen wonder dat de ik-loze spreker vaak op de een of andere manier onwaarachtig overkomt.

Tip

Steek je licht op over ‘ik’ en trek je eigen conclusies over de eerste persoon enkelvoud. Deze lijst geraadpleegde artikelen en auteurs helpt je op weg:

  1. “Who are we and who are you? The strategic use of forms of address in political interviews” (Bull & Fetzer 2006).
  2. Chung, C.K., & Pennebaker, J.W. (2007). The psychological functions of function words. In K. Fiedler (Ed.), Social communication (pp. 343-359). New York: Psychology Press.
  3. Pennebaker, J.W., & Lay, T.C. (2002). Language use and personality during crises: Analyses of Mayor Rudolph Giuliani’s press conferences. Journal of Research in Personality, 36, 271282.
  4. Pennebaker, J.W., Mehl, M.R., & Niederhoffer, K.G. (2003). Psychological aspects of natural language use: Our words, our selves. Annual Review of Psychology, 54, 547-577.
  5. Tausczik, Y.R., & Pennebaker, J.W. The psychological meaning of words: LIWC and computerized text analysis methods. Journal of  Language and Social Psychology.
  6. Op zijn Common Place blog schrijft D.G. Meyers in ‘Self Reference and Narcissism’ (http://dgmyers.blogspot.nl/2009/07/self-reference-and-narcissism.html) scherp over de ophef die Obama’s ‘ikken’ veroorzaakten en de misvattingen die daar uit volgden.