Oor en oog

Wanneer je een toespraak voorbereid komt er vaak een pen aan te pas. Of een computer. Je schrijft op wat je wilt zeggen. Om je gedachten te ordenen. Of om een tekst te maken die je gebruikt bij de vertelling.

Wanneer je een speech schrijft, maak je een tekst die bedoeld is om naar te luisteren. Je brengt informatie over met het gesproken woord; vluchtige klanken in de lucht. Die gehoord worden door oren.

Schrijf je een stuk dat bedoeld is om te lezen, dan breng je informatie over met papier of scherm. Grotendeels blijvende tekens op een tastbare drager. Die verwerkt worden door ogen.

Het oog is een veelvraat en kan van alles tegelijk. Je kunt bijvoorbeeld in één oogopslag alle spullen op je bureau zien. Ziet het oog een tekst dan neemt het leestekens, lay-out en vorm in ogenschouw.

Het oor is echter een fijnproever en minder goed in multitasking. Zo is het echt moeilijk alle gesprekken aan tafel tegelijk te volgen. Ook informatie oppikken uit gesproken woorden (klanken) is stukken lastiger dan informatie halen uit geschreven woorden (beeld).

Kun je bij een tekst terugbladeren, een lastige zin herlezen en je -letterlijk- een beeld vormen van wat er komt, bij mondelinge communicatie is dat juist niet mogelijk. Het oor heeft weinig houvast: het luistert naar woorden, kan niet terug of vooruit en raakt de draad kwijt als er een woord of frase onhoorbaar of onduidelijk is.

Het bekende spelletje waarbij mensen elkaar om beurten dezelfde zin influisteren, laat zien hoe lastig luisteren is. Aan het eind van de ronde is de beginzin vaak veranderd in iets heel anders.

Omdat een speech beluisterd wordt en niet gelezen (behalve door de spreker zelf), verschilt schrijven voor het oor van schrijven voor het oog. Maar omdat we veel en vaak schrijven voor het oog worden speeches – bijna automatisch – leestekst in plaats van spreektekst. En wanneer we feedback geven op een speech op papier gebruiken we onbewust de norm voor leesteksten. Met alle gevolgen van dien. Daarom worden en blijven speeches artikelen. En zijn de meeste toespraken lastig te volgen én moeilijk te vertellen. Beter is het een uitgeschreven monoloog voor te leggen aan het oor. Liefst de oren van een welwillende collega of vriend.

Tip

Het oor houdt van eenvoud, ritme en herhaling. Van structuur en stijl. Van woorden die beelden oproepen. Van taal die het gevoel prikkelt. En de zintuigen. Het oor houdt van signaalwoorden die de samenhang en ordening verduidelijken. Van heldere uitleg en concrete voorbeelden. Van vooruitwijzen en tussentijdse samenvattingen. Het oor houdt van getallen en cijfers die voorstelbaar zijn. Van afkortingen die alleen voluit worden gebruikt. Van kort en actief. Van gewoon. En de werkelijke favoriet van het oor? Dat is niet de komma. Maar de punt.