Richting aangeven

Het is een hardnekkig misverstand: dat het saai of zwak is in het begin van een speech te vertellen wat je publiek kan verwachten. Niets is minder waar natuurlijk. Richting aangeven doe je overigens niet meteen. Maar wel direct na een frisse opening waardoor je publiek zin krijgt in je verhaal.

Er zijn veel situaties waarin we richting aangeven vanzelfsprekend vinden. In het verkeer bijvoorbeeld. Knipperlicht aan of hand uitsteken vertelt de ander wat jij van plan bent. Bij een etentje krijg je het menu zodat je een passende wijn kunt kiezen en je eetlust kunt doseren. In de klassieke muziek wordt het thema vaak in het eerste deel geïntroduceerd. In de trein wordt vooraf het volgende station aangekondigd. Een boek heeft een inhoudsopgave. Een vergadering een agenda. Saai? Zwaktebod? Het is vooral handig als je een beeld krijgt van wat er gaat gebeuren. Juist in situaties waarin je het verloop niet zelf in de hand hebt.

Dat geldt ook voor toespraken. Een publiek levert zich over (of uit) aan de spreker. Wanneer de spreker nalaat aan te geven wat het onderwerp en het doel van het verhaal is, moet het publiek hard werken om er chocola van te maken. In sommige gevallen roept dat  irritatie op. Vooral als je als luisteraar de zaal niet zonder ophef kunt verlaten. En het moed vereist opheldering te vragen.

Krijg je als luisteraar wel op tijd zicht op de contouren van het verhaal, het onderwerp en het doel, dan kun je de informatie die volgt veel makkelijker plaatsen. Dat gaat dan min of meer vanzelf: we verwerken de informatie die gegeven wordt zelf tot het bekende, conceptuele patroon. En dat kost minder moeite dan losse blokken onthouden en pas gaande het verhaal de samenhang ertussen ontwaren.

Er is een grappig testje dat bewijst dat vooraf inkaderen bijdraagt aan begrip.

Proefpersonen kregen een reeks eenvoudige woorden te zien. Elke woord werd heel kort op een kaartje getoond en de proefpersoon werd gevraagd dit woord daarna hardop te herhalen. Er waren drie groepen en elke groep kreeg van tevoren iets verteld over de woorden.

De eerste groep kreeg te horen dat zij woorden zouden zien met dierennamen (rups). De tweede groep kreeg verteld dat ze namen van bloemen zouden zien (krokus). En de derde groep kreeg alleen verteld dat ze woorden zouden zien.

In werkelijkheid was het soort woorden voor alle groepen gelijk: dierennamen. De groep die voorbereid was op het zien van dierennamen maakte het minste fouten en reageerde het snelst. De groep die bloemennamen verwachtte maakte juist veel fouten en reageerde veel trager. De neutrale groep nam de middenpositie in. Voor een adequate reactie maakte het dus uit wat de groep verwachtte.

Tip

Het is niet saai of zwak als je in het begin van je toespraak aangeeft waar je het over gaat hebben en waarom. Je bewijst je gehoor juist een grote dienst. Denk maar aan de woordentest: wanneer je publiek in grote lijnen weet wat er komt, rijgt het automatisch de losse informatie-blokjes aan jouw rode draad.

Met de vorm waarin je de richting aangeeft, kun je vele kanten op. Je kunt het bij een droge opsomming laten (okay) of vindingrijkheid tonen in je manier van verwoorden (beter). Doe het in alle gevallen tijdig (na de frisse opening) en compact. En niet ineens van baan veranderen! Dat leidt tot ongelukken.